februari 2014
Als schrijver ben je meteen ook de eerste lezer van je verhaal. En daar moet je het bij laten. Ligt je verhaal in gedrukte vorm voor je, als boek dus, geniet van het omslag, ruik er desnoods aan,
maar ga er niet in lezen. Zeker niet als het een al wat ouder boek betreft. Dan kunnen er twee dingen gebeuren, beide zijn rampzalig. De eerste mogelijkheid is dat je het verschrikkelijk vindt
wat je hebt geschreven. En daar kan je behoorlijk chagrijnig van worden.
Iets dergelijks overkwam de schrijver B. die bij een vriend overnachtte en voor hij ging slapen nog even wat wilde lezen. Hij trok een boek van zichzelf uit de kast, ging er eens lekker voor
liggen en sloeg het open op de eerste bladzij. De arme schrijver heeft die nacht geen oog dicht gedaan. Hij heeft tot het weer licht werd met een pen in het boek zitten schrappen, strepen,
krassen en verbeteren.
Het tegenovergestelde kan natuurlijk ook gebeuren. Dat je een boek van je zelf uit de kast pakt en het ongelooflijk mooi vindt wat je hebt geschreven. Maar ook dat levert louter chagrijn
op.
De kans is namelijk heel groot dat je opkijkt van je boek en denkt: at kon ik toen ongehoord mooi schrijven, dat lukt me nu nooit meer.
Een writersblock is geboren.
Hieraan moest ik vanmiddag denken toen ik mijn boekenkast met eigen werk opnieuw aan het inruimen was. Niet lezen! hield ik mezelf voor, alsjeblieft niet gaan lezen, want je schrijft geen
letter meer en dan komt er niets van dat ene boek, dat ik ooit nog te schrijven droom.