oktober 2014
Officieel is de Kinderboekenweek al afgelopen, maar de Tarcisiusschool in Rotterdam in de wijk Hillegersberg/Schiebroek gaat nog een weekje door, tot de herfstvakantie. Voor de bovenbouw is
Fiona Rempt uitgenodigd, ik doe de groepen 3 en 4.
De speelzaal is versierd met kindergedichten en -tekeningen, waaronder een slinger met ‘lelijke kinderen’, gemaakt naar aanleiding van De club van lelijke kinderen.
Voor ik de eerste groep ontvang lees ik wat gedichten over het thema zee. Een van de kinderen schreef zijn vers op gescheurde repen wit papier, geplakt op een blauwe achtergrond:
de zee, de zee
elke dag steets weer anders
wat hoor ik daar opeens?
is het de zee?
ik weet het niet
kom dan maar mee
Het speellokaal wordt ook gebruikt als dansruimte. Een van de wanden is van vloer tot plafond een spiegel, zodat ik tijdens het vertellen en voorlezen mezelf levensgroot weerkaatst ziet.
Dance like no one is watching staat in de rechter bovenhoek van de spiegel. Ik neem de spreuk ter harte en probeer niet op mezelf te letten.
De eerste groep gaat goed, ik lees wat gedichten voor, o.a. Gisteravond uit Het regent zonlicht over een kind dat vanuit zijn slaapkamerraam zijn ouders in de tuin ziet
dansen.
‘Zolang je ouders met elkaar dansen, gaat het goed,’ zeg ik.
Een aantal kinderen laat meteen weten dat er bij hun thuis niet meer gedanst wordt: hun ouders zijn gescheiden.
We praten er even over door, de pedagoog in me wordt wakker en ik zeg dat zij nooit de schuld zijn, het is de keuze van de ouders en waarom mensen gaan scheiden? Tja, soms is de liefde
op.
Ik laat de tekening zien waarbij ik het gedicht heb gemaakt en krijg een spontaan applaus. Ik beloof het applaus mee te nemen naar huis en aan Annette te geven.
De volgende groep, twee groepen 3, gaat wat moeizamer. Ik merk dat ik er al ruim tien dagen Kinderboekenweek op heb zitten, ik erger me sneller als de kinderen erdoorheen zitten te kletsen en
meer met elkaar bezig zijn, en geen aandacht voor mij hebben.
De groep na de middagpauze, ook een grote groep, twee klassen 4, had ik graag overgeslagen. Keer op keer moet ik mijn verhaal onderbreken om kinderen tot de orde te roepen.
‘Zijn jullie altijd zo druk?’ vraag ik als ik voor de zoveelste keer zeg of ze willen opletten.
‘Ja,’ zegt een van de juffen en ik denk: dat is dan wel jullie verantwoordelijkheid. Aan de slag, zou ik zeggen.
De kinderen lijken te denken dat de wereld om hen draait en ik ben bang dat ze daarin nog gelijk hebben ook, dat ze thuis en op school behandeld worden als prinsjes en prinsesjes.
ik weet, ik generaliseer, het gaat niet op voor iedereen. In ieder geval niet voor de jongen die het hele uur geboeid heeft geluisterd en na afloop me een hand komt geven.
‘U heeft het goed gedaan meneer, ik hoop dat u nog heel veel boeken gaat schrijven.’
Alsof hij zich wil verontschuldigen voor zijn klasgenoten.