oktober 2014
Onderweg naar Werkenrode, school voor speciaal onderwijs in Groesbeek, wijst de chauffeur van lijn 5 me op een overstekende eekhoorn. De school ligt in een bosrijke omgeving in de
buurt van de Heilige Landstichting. Later die ochtend grijp ik de eekhoorn aan om de kinderen van Werkenrode, reuzenkleuters van rond de vijftien jaar, uit te leggen wat het werk van een
schrijver inhoudt.
‘Ik heb allerlei verhalen in mijn hoofd en omdat jullie niet in mijn hoofd kunnen kijken, schrijf ik ze op, dan kunnen jullie ze lezen. Zojuist nog in de bus heb ik iets heel grappigs meegemaakt,
waar ik een verhaal van kan maken.’
Ik maak met duim en wijsvinger schrijfbewegingen in de lucht en lees op wat ik aan het schrijven ben:
‘Vanmorgen zat ik in de bus punt. Ik was op weg naar de kinderen van Werkenrode punt. Opeens zegt de chauffeur: kijk daar eens, punt. Een eekhoorn op de weg, uitroepteken.’
Dan word ik onderbroken door een jongen die al flink de baard in de keel heeft, hij heeft een stem als een misthoorn. ‘Dat is niet grappig,’ zegt hij. ‘Dat noemen wij hier gewoon.’
De jongen zal nog vaker zijn stem laten horen. Hier op Werkenrode gaat alles net even anders dan op een huis- tuin- en keukenbasisschool. Vandaag is het Sint Juttemis, besluit ik. Feest voor de
schots- scheve medemens:
Het is vandaag Sint Juttemis voor dames en voor heren.
Sint Juttemis voor dik en dun en voor jutteperen.
Sint Juttemis, Sint Juttemis.
Voor mensen waar iets mis mee is.
Vandaag is het Sint Juttemis,
de héle dag Sint Juttemis!
Bij het binnenkomen van de eerste groep, de meeste kinderen op eigen kracht, maar ook een aantal in de rolstoel, hoor ik een meisje de eerste strofe zingen van Bij ons in de straat. De
juf heeft het liedje, gezongen door Dorothé Cras bij de uitreiking van de Kinderboekwinkelprijs voor Bij ons in de straat, opgezocht op YouTube. Binnenkort gaan de klas optreden met het
verhaal.
Aaron speelt Cowboy Henkie en hij wil wel even voor de groep voordoen hoe hij zijn pistool leegschiet. Aaron is de professor van de klas, als ik een vraag aan de groep stel, krijgen de andere
kinderen niet eens de kans om na te denken, hij geeft meteen antwoord en vaak nog het goeie ook.
‘Ik weet alles,’ zegt hij en hij heeft ook een verhaal gemaakt. Ik krijg het van hem. Het is een tekening van een bankoverval: ‘Door Aaron gesreven.’
Hij heeft een politiebusje getekend, een helikopter, een overvaller en een bankgebouw, met daarboven of ernaast het woord erbij: ‘police, bank, busje, overvaler en burger.’
De kinderen kennen nog veel meer liedjes, blijkt. De zomer is voorbij bijvoorbeeld, het laatste liedje van De liedjesalmanak, lente & zomer.
Ik stel voor het samen met de kinderen te zingen. Ik herinner me helaas de melodie niet helemaal precies, de kinderen zijn ook niet stemvast, maar samen improviseren we ons prima door het
liedje heen.
In alle drie groepen laat ik op het digibord de illustraties zien van Bij ons in de familie. Het verhaal keurig op rijm voorlezen is er niet bij. Het is beter het verhaal te vertellen en
de kinderen erbij te betrekken door ze vragen te stellen, naar de instrumenten bijvoorbeeld die Annette de diverse familieleden heeft gegeven.
Een lange opgeschoten jongen in de tweede groep wil steeds het antwoord geven, maar hij kan alsmaar niet op het juiste woord komen. Hij kan wel heel goed nadoen hoe je de instrumenten
bespeelt.
Als ik Don Leon op het digibord laat zien, de accordeon spelende vader van de familie, en vraag wie het zou kunnen zijn merkt een van de kinderen droogjes op: ‘Een irritante clown!’
Ook in de tweede groep zit een schrijver. Samen met zijn vriend gaat hij een boek maken, vertelt hij me. Ze zijn al bezig.
‘Hoe gaat het heten?’ wil ik weten.
‘Soldaat van Oranje.’ ‘ Net als van de film en van de musical?’
‘Ja,’ zegt hij. Het wordt een echt boek in de winkel en het kost 10 euro en dan wordt hij rijk.
De derde en laatste groep van die ochtend zijn in ontwikkeling wat verder, ontdek ik op tijd. Aan hen kan ik de versjes van Bij ons in de familie gewoon voorlezen. Ze stellen ook
vragen, hoe lang ik over een boek doe bijvoorbeeld en of ik nu al met een nieuw boek bezig ben en dan vertel ik ze van Angelino en de drie koningen, het Gouden Boekje dat in
december als het kerstmis is uitkomt.
Het verhaal wordt mooi gevonden en dan zit de tijd er bijna op. Gezamenlijk zingen we nog Leve het nijlpaard! De kinderen komen om me heen staan en hun lichaam onhandig links en
rechts bewegend brullen ze het refrein mee, zich alvast verheugend op de laatste regel: Het ligt alle dagen met zijn KONT in de nijl!
Het is twaalf uur, de kinderen gaan pizza
eten en ik neem afscheid van de ‘jutteperen van Werkenrode.’