16 mei 2014
Ik gaf tennisvriend en tekenaar Tom Eyzenbach een exemplaar van De liedjesalmanak, lente & zomer, mijn laatstverschenen boek en kreeg van hem in retour het eerste door hem
geïllustreerde boek: Het wonderlijk verhaal van Hendrik Meier, van Roald Dahl. Hij kreeg er meteen het Gouden Penseel voor. Roald Dahl de Zilveren Griffel. Zou het boek, bestaande uit
zeven verhalen waarin volwassenen de hoofdrol spelen, nu zijn verschenen, zou het in boekhandel en bibliotheek op het plankje Young Adult terecht zijn gekomen. Dahl heeft het boek dan ook
opgedragen aan 'alle jongeren (…) die in die lange, moeilijke tussenfase verkeren die je ondergaat in die lange, moeilijke tussenfase wanneer je geen kind meer , maar ook niet volwassen bent
(vertaling Henriët Freezer).
In het voorlaatste verhaal Een buitenkansje (hoe ik schrijver werd) vertelt Roald Dahl over de hardhandige en vernederende wijze waarop hij is opgevoed, eerst op kostschool in
Weston-super-Mare en later op public school Repton in Derbyshire. Hij herhaalt woordelijk een opmerking in een van zijn schoolrapporten:
Pasen 1931 (15 jaar oud). Opstellen: Een hardnekkig warhoofd, zeer beperkte woordenschat, slecht lopende zinnen. Hij doet me denken aan een kameel.
Bij dit citaat moest ik denken aan een opmerking van de meester van de zesde klas van mijn lagere school, die met rood potlood onder mijn opstel schreef: Meinderts, je moet niet denken dat je
een schrijver bent.
Het heeft me er niet van weerhouden het toch te worden.
Schrijven als ultieme wraak?