Kon je de klok maar terugdraaien, de tijd terugspoelen als een film, dan spoelde ik hem naar vanmiddag en stroomde het plasje bloed terug in
Rocco’s hoofd, dan sloot de wond zich en steeg mijn broer op van het asfalt en vloog hij met een boogje achterwaarts door de lucht, landde hij op Wendy’s scooter en reed hij achteruit naar huis,
waar hij de scooter in de schuur terugzette.
Vandaar mocht de film weer op gewone snelheid doorgaan, op weg naar een happy end. Dan zat ik nu niet in het ziekenhuis, naast het bed van die eikel. Dan lag hij gewoon thuis te ruften in het
onderste bed, of happier nog, dan lag hij naast me in het bovenste bed, en lagen we met onze neus tegen het raam gedrukt naar het silhouet van Mia te kijken, Mooie Mia met de Rooie Lippen, ons
buurmeisje van de overkant, dat achter het doorschijnend gordijn van haar slaapkamerraam bezig is zich uit te kleden.
Het is 1969, het jaar waarin Richard Nixon president van de Verenigde Staten wordt, Feijenoord landskampioen, Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan zet, in Woodstock een driedaags
festival van love, peace en livemuziek plaatsvindt en mijn stapelbedbroer een weddenschap van me wint.
Rocco!
Rocco, eikel!
Word wakker, verdomme!
Uit: Stapelbedbroers, Hoogland & Van Klaveren, september 2021
Stapelbedbroers is het verhaal van Henk en Rocco, die opgroeien in een volksbuurt in een warm gezin, eind jaren zestig, verteld door Henk, de oudste van de twee. Hij wil hogerop, maar kan
dat wel een kwartje worden, als je voor een dubbeltje geboren bent?