Toetje


We aten bij vrienden, het gesprek sprong vrolijk van de hak op de tak en kwam op een gegeven moment op geboortekaartjes. Ik vroeg mijn tafelgenoten wie van hun een eigen kaartje had. Ik bleek de enige te zijn zonder. Niet een van mijn drie broers en vier zussen hebben er een, reden voor mijn op een na jongste broer aan zijn broers en zussen te vragen er voor elkaar alsnog een te maken.
Volgende week als we voor een broers- en zussendiner bij elkaar komen, overhandigen we elkaar onze alsnoggeboortekaartjes.
Ik heb de mijne klaar, en heb een weeswelkomtekst geschreven in de geest van mijn katholieke ouders. Niets over het kind of de volwassene die de pasgeboren baby zou worden. Ik zei mijn tafelgenoten dat mijn broer ons beter hadden kunnen vragen een rouwkaartje voor elkaar te schrijven, dan kon je iets liefs en aardigs over het leven van je broer of zus schrijven.
Het had niet veel gescheeld of mijn rouwkaartje kon die avond worden geschreven. We waren bijna toe aan het toetje toen ik me opeens niet goed voelde, mijn hartslag dook omlaag, ik begon te zweten, werd asgrauw in mijn gezicht, en dreigde flauw te vallen. Een half uur laten werd ik in een ambulance met loeiende sirenes naar het AMC gereden, waar ik binnenste buiten ben gekeerd.
Ze konden niets vinden, inmiddels knapte ik op, het zweten hield op, ik kreeg weer kleur in mijn gezicht en mijn hartslag steeg naar normale frequenties. Met een brief voor de huisarts mocht ik weer naar huis.
Thuisgekomen liet ik onze vrienden weten het toetje een andere keer te komen opeten.