In een achteraf laadje van mijn geheugen liggen talloze zinloze feiten
opgeslagen, zoals het telefoonnummer van mijn moeder in Den Haag: 687729.
Wat heb ik eraan het te onthouden? Bellen heeft geen zin, mijn moeder is dood, nu al bijna dertig jaar. Die komt al bijna terug. Dat zei mijn moeder altijd als ik haar vroeg of die en die (die
allang dood bleek) nog leefde.
‘Mij moeten ze doodknuppelen,’ was een gevleugelde uitspraak van haar. Dat liet de kanker zich geen twee keer zeggen, hij nestelde zich in haar lichaam en gaf de Dood een belletje.
Zevenenzeventig is ze geworden, net zo oud als mijn oudste zus dit jaar is geworden.
Het telefoonnummer bestaat ook niet meer, aan de voorkant is een 2 toegevoegd, dus in zekere zin is 687729 nog steeds uitsluitend háár nummer.
Stel ik toets het nummer in, stel ik krijg haar aan de lijn, wat zeg ik haar dan? Niks over de toestand in de wereld, ze is in de Eerste Wereldoorlog geboren en trouwde in de Tweede, Wereldoorlog
III zal ik haar besparen.
Ik zou haar vragen of het kerststalletje al staat en haar vertellen over haar achterkleinkind, dat ze nu al bijna drie is, waarop mijn moeder zoiets dooddoenerigs zou zeggen als: ‘Ja, jongen het
leven is een vloek in een zucht, het is zo ochtend en zo avond.’
Misschien moest ik voor de avond valt mijn oudste zus maar eens bellen. Vragen of ze de kerststal al heeft staan.