In het laatste hoofdstuk van De wetten van Connie Palmen gruwt de ik-figuur van de ‘krankzinnige dooddoener’ dat je eerst van jezelf moet houden, voor je van een ander kunt houden: ‘Het
is de meest belachelijke, de meest domme, de meest wrede wet ever van de twintigste eeuw. Het is rabiate onzin. Je moet van iemand anders houden en iemand anders moet van jou houden, dat moet je
ook niet nog eens zelf hoeven doen, dat is onmogelijk.’
Ik moest meteen denken aan Ik hou van mij, een lied dat ik schreef met Harrie Jekkers. Toen het af was lieten we het een bevriend liedjesschrijver lezen. Geinig, vond hij, maar dat slot
dat kon echt niet, dat moesten we schrappen:
(…) ik hou van jou
is niet de sleutel tot de ander
maar ik hou van mij
al klinkt het bot en slecht
want wie van zichzelf houdt
die geeft pas echt iets kostbaars
als hij ik hou van jou
tegen een ander zegt.
Ik heb zo’n vermoeden dat Connie Palmen het bij monde van haar ik-figuur het met onze vriend eens is: ‘Wie houdt er nu van zichzelf zonder door een ander bemind te worden? Niemand toch? Ja een
handvol monogame gekken met negen assertiviteitstrainingen achter de rug.’
Dat laatste zou weleens kunnen kloppen, ik woon tegenover een opleidingscentrum ‘geboren uit het verlangen
om het leven ten volle te ervaren en te beleven met je hele wezen, in contact met jezelf en de mensen om je heen.’
Eens in de zoveel tijd komt Ik hou van mij vanuit het opleidingscentrum mijn werkkamer ingewaaid.
Applaus voor je zelf.